De springers van een rij houden elkaar vast met witte doeken die aan weerszijden van een knoop zijn voorzien. Kleding: donkere rok/broek en een witte blouse/overhemd. De springers springen altijd naar voren, een pas schuin naar links, dan een pas schuin naar rechts. Al springend dalen zij af naar de crypte in de Basiliek, gaan langs het graf van Sint Willibrord, waar ze overeenkomstig de traditie, een geldstuk offeren bij het grafmonument.
Het doekje ging mee naar huis!